Een kleine groep heeft echt moeite met een prik en vermijden elke situatie waarin ze geprikt zouden kunnen worden. 1 op de 1000 mensen heeft die extreme vorm van prikangst.
Prikangst kan ontstaan als iemand een vervelende ervaring heeft gehad. Bijvoorbeeld als je als kind onder dwang bent geprikt. Iemand heeft geen controle meer en krijgt dan vaak een snellere ademhaling, snelle hartslag, gaat bibberen, zweten, droge mond, prikkelingen, wordt bleek, duizelig of misselijk. Sommige vallen zelfs flauw.
Voor iemand met prikangst is het niet ‘zomaar een prikje’. Elk beeld of verhaal van een naald kan nare gevoelens triggeren, de paniek neemt het over.
Wat kun je als volwassene doen?
- Zorg dat je uitgerust bent en voldoende hebt gegeten en gedronken. Je lichaam heeft deze energie nodig
- Laat bij binnenkomst altijd gelijk weten dat je prikangst hebt. Vertel dat je bang bent en wees heel duidelijk. Diegene die bloed afneemt kan niet raden dat je het echt heel eng vindt. Maar ze zijn getraind om met prikangst om te gaan en geven graag wat extra tijd en uitleg.
- Neem iemand mee die je vertrouwt
- Kijk niet naar je arm tijdens de prik. Dat helpt bij het ontspannen
- Zoek afleiding: zet bijvoorbeeld je favoriete muziek op, wiebel alle 10 je tenen, kijk een filmpje of naar buiten, maak een praatje of denk aan iets anders
- Ontspan je arm zoveel mogelijk, laat je schouders bewust zakken
- Doe ademhalginsoefeningen: adem bewust, in door je neus, uit door je mond. Als je je daarop concentreert, ervaar je de prik als sneller en pijnlozer.
- En als het lastige moment achter de rug is, beloon jezelf dan met iets dat je blij maakt. Geef jezelf een schouderklopje. Het is gelukt! Je prikangst neemt af als je vaker een prik krijgt, elke keer gaat het steeds een beetje makkelijker.
Op YouTube is een filmpje te bekijken over prikangst bij volwassenen: https://www.youtube.com/watch?v=_PPALxE45d8
Als bovenstaande tips niet helpen kun je ook verdere hulp zoeken voor je prikangst. Bespreek dit met je huisarts, zodat je huisarts je kan verwijzen naar professionele hulpverlening.
Prikangst bij kinderen
Niet alle kinderen hebben last van prikangst. Veel kinderen vinden het niet fijn, maar kunnen de pijn en angst wel hanteren. Bij sommigen is de angst echter zo groot dat het prikken te belastend is. Dit kan worden veroorzaakt door een nare prikervaring. Soms stapelen deze ervaringen zich op, en ontstaat er angst. Ieder kind uit deze angst op een andere manier. Sommige kinderen keren in zichzelf, anderen willen prikken vermijden en/of verzetten zich hevig.
Angst kan ook ontstaan omdat kinderen van tevoren niet weten dat er bloed wordt afgenomen, of op welke wijze dat gebeurt. Kinderen hebben behoefte aan controle en voorspelbaarheid. Het is dan ook voor veel kinderen van belang om hen voor te bereiden. Hoe deze voorbereiding er uitziet en hoever van tevoren, verschilt per kind.
Door samen de labafname voor te bereiden en een plan van aanpak te maken geef je je kind weer controlegevoel wat helpend is in de situatie.
Wat kun je als ouders doen?
- Bereid je kind goed voor
Vertel je kind dat hij of zij een prik gaat krijgen. Wacht hiermee niet tot het laatste moment, vertel het bijvoorbeeld een dag van tevoren. Bij oudere kinderen is enkele dagen van tevoren beter. Vertel over waar je naar toe gaat, wie de prik geeft en waarom. Vertel dat de labafname nodig is om beter te worden. Wanneer je aangeeft dat een arts kan helpen zodat je je snel weer fijn voelt en je weer lekker kunt spelen en eten dan is je kind te motiveren om mee te werken.
Kijk samen een filmpje op internet over angst bij labafname:
- Luister naar je kind, stel vragen en toon begrip
Zeg dat je bij hem/haar blijft en gaat helpen. Maar maak het niet groter dan het is. Vraag aan je kind wat hij of zij prettig zou vinden: op schoot of niet? Hand vasthouden of niet? Zo geef je je kind een gevoel van controle. Neem ook de favoriete knuffel mee.
- Het helpt als je zelf ontspannen bent
Blijf kalm. Je aanwezigheid is belangrijk voor je kind. Straal rust en vertrouwen uit.
- Gebruik positieve taal
Zeg niet dat het spannend of pijnlijk kan zijn. Zeg wel: ‘vertel jij mij straks maar hoe het voelde en hoe je het vond’ Of ‘ik ben er om je te helpen’
Het is handig om te weten hoe je gebruik kunt maken van taal en je woordkeuze om pijn en angst te bestrijden. Meer informatie hierover kun je vinden op de site en in de folder ‘positief taalgebruik’
- Leid je kind af!
Onze hersenen kunnen niet alles tegelijk. Je bent vaak alleen maar bewust van wat je voelt als je eraan denkt. Als je bijvoorbeeld denkt aan je voeten in je schoenen dan voel je weer dat je schoenen aan hebt. Terwijl je dat enkele zinnen hiervoor niet voelde.
Door dus de aandacht van je kind op iets anders dan de ingreep te leggen zal je kind minder angst en pijn hebben. Dat wat je spannend vindt maak je dan ‘wazig’ door je focus ergens anders op te leggen.
Leidt je kind af voor, tijdens en na de labafname. Door bijvoorbeeld samen te zingen, te praten over favoriete onderwerpen als vakantie, hobby, sport, game, tv programma etc. Of door voor te lezen, bellen te blazen, een spelletje of met speelgoed te spelen, filmpje kijken op tablet of telefoon. Hoe meer betrokken je kind is in de afleiding, hoe beter het werkt. Houd de aandacht van je kind dus op de afleiding.
- Positief belonen en complimenten geven helpt
Vraag achteraf altijd aan je kind hoe het ging. Herhaal de positieve ervaringen en eventuele tips voor de volgende keer, zodat je een positieve afsluiting hebt.
Informatie van het ziekenhuis
Veel ziekenhuizen hebben informatie beschikbaar over labafname bij kinderen. Dit kan zijn in de vorm van informatie op de website, in een folder of via filmpjes. Sommige ziekenhuizen hebben een speciale kinderwebsite om je kind voor te bereiden op allerlei onderzoeken waaronder labafname.
Op het lab waar de bloedafnames plaatsvinden kan een speciale kinderkamer zijn. Hier werken uitsluitend mensen die ervaren zijn in labafnames bij kinderen. De kamer is kindvriendelijk ingericht. Soms staat er een tv met een filmpje wat afleiding kan geven. En terwijl je afgeleid wordt kan de laborante je kind helpen en is het klaar voordat hij/zij er erg in heeft.
Er zijn ook ziekenhuizen met speciale prikpoli’s voor kinderen, waarbij de ruimte kindvriendelijk is ingericht, kinderen voorrang krijgen bij bloedprikken of een speciale verassing krijgen na afloop.
Informeer bij je eigen ziekenhuis of lab naar de mogelijkheden.
Verdovende zalf
Wanneer je kind aangeeft bang te zijn voor pijn, dan is er een mogelijkheid om vooraf een pleister met verdovende zalf (Emla of Rapidan) te plakken zodat je huid verdoofd wordt. De kinderarts kan dit regelen voor je kind.
Ondersteuning Medisch Pedagogisch zorgverlener of psycholoog
Wanneer je denkt dat je alles al hebt geprobeerd en het lukt de laboranten niet om de labafname te doen, dan kan de kinderarts met jou en je kind bespreken wat er nodig is. De kinderarts kan dan geschikte hulp zoals medisch pedagogisch zorgverlener (MPZ) of psychologie inschakelen. Soms is het fijn om eerst gewoon op gesprek te komen bij de MPZ of psycholoog en samen een plannetje te maken.
Andere mogelijkheden zoals kinderdagbehandeling of medicatie
Wat ook een mogelijkheid kan zijn is om een afspraak maken op de kinderdagbehandeling om daar de labafname te doen. Dan komt eerst de medische pedagogisch zorgverlener (MPZ) met je kind en jou als ouder praten om te kijken wat er nodig is. Daarna voeren ze alles stap voor stap uit zodat je met een goed gevoel een geslaagde labafname hebt gehad. Via de dagverpleging kan er in samenspraak met de kinderarts en kind en/of ouders ook nog ondersteunende medicatie ingezet worden wanneer dit nodig zou zijn. Een van deze opties van medicatie is lachgas.
Labafname via de huisarts
Als de huisarts adviseert om bij je kind labafname te laten doen en je kind is extreem angstig, dan kan de huisarts een speciale aanvraag doen voor bloedafname bij angst. Dit wordt ook vaak een bloedafname met PSA (procedurele sedatie en analgasie). PSA is een verzamelnaam, in feite betekent het dat er een labafname op de dagverpleging wordt gedaan en dat er meer tijd, mensen en middelen wordt vrijgemaakt om te ondersteunen.